Ministers Bellot en Vandeput zetten in op verdere samenwerking Belgocontrol en Defensie
Minister van Mobiliteit François Bellot en Minister van Defensie Steven Vandeput hebben een protocolakkoord afgesloten rond de co-locatie van de civiele en militaire luchtverkeersleiding op de site van Belgocontrol in Steenokkerzeel. De beide Ministers ondertekenden dit protocolakkoord op vrijdagmorgen 19 mei bij Belgocontrol in Steenokkerzeel, in aanwezigheid van de top van het overheidsbedrijf en van Defensie.
Afgaande op de resultaten die burgerlijke en militaire synergie inzake beheer van het luchtverkeer heeft opgeleverd in andere Europese landen (in het bijzonder in Noord-Europa) gaat België op zijn beurt van start met een toenaderingsprogramma om zo een vooraanstaande speler te blijven op Europees vlak.
De eerste stap in dit proces werd gezet met de intentieverklaring van 21 april 2015 waarin Defensie en Belgocontrol bepaalden een studie te doen naar de mogelijke co-locatie van de militaire luchtverkeersleiding op de site van Belgocontrol in Steenokkerzeel en naar de integratie van de militaire luchtvaartnavigatiediensten in de structuren en systemen van Belgocontrol. Met deze studie kon een gezamenlijke business case tussen Defensie en Belgocontrol worden uitgewerkt. Het protocolakkoord dat vandaag ondertekend werd, luidt de effectieve start van dit project in.
Deze synergie zal het mogelijk maken om zich ten volle in te schrijven in het "gemeenschappelijk Europees luchtruim"-programma van de Europese Unie, in het bijzonder inzake het flexibele gebruik van het luchtruim. Hierdoor is een grotere samenwerking tussen burgerlijke en militaire luchtvaartnavigatiediensten vereist. Deze synergie zal ook bevorderlijk zijn voor de technologische evolutie (met de uitrol van het SESAR-programma), voor de operationele evolutie (met de herstructurering van het luchtruim en een optimalisatie van de vliegprocedures), en voor de economische evolutie (door meer economische efficiëntie).
De co-locatie vormt de eerste stap van deze synergie en zal worden gevolgd door de implementatie van een gemeenschappelijk technisch systeem om uiteindelijk, tegen 2030, tot een gezamenlijk operationeel concept te komen.